Zusters van de HH. Harten van Jezus en Maria en van de altijddurende aanbidding van het H. Sacrament

ss.cc

In de Graafsewijk/De Vliert in ’s-Hertogenbosch hebben decennia lang zusters en paters van de congregatie van de HH. Harten gewoond en gewerkt. De paters woonden in de grote pastorie bij de kerk van de HH. Harten aan de Graafseweg 194. De zusters betrokken een klooster aan het Welsh Divisionplein 3. Dit klooster werd, nadat de zusters vertrokken waren, door de paters gekocht en tot op heden door hen bewoond.
De congregatie van de HH. Harten is vrij uniek, omdat een congregatie voor mannen en voor vrouwen op hetzelfde moment, op dezelfde plaats en door de dezelfde personen gesticht, niet vaak voorkomt. De afdelingen, ‘takken’, voor mannen en vrouwen zijn wel vrij zelfstandig onder andere in een eigen bestuur. In november 1817 werd de congregatie pauselijk goedgekeurd.

1. Geschiedenis

In Frankrijk hadden de priester Pierre Coudrin en gravin Henriëtte Aymer de la Chevalerie contact met elkaar tijdens en na de woelige jaren van de Franse Revolutie. Zij beloofden beiden hun leven te wijden aan het werk van herstel van het geloof en van de kerk.
In 1800 werd de congregatie van de paters en zusters van de HH. Harten in Poitiers gesticht. Spoedig volgden vestigingen in verschillende plaatsen onder andere in 1805 te Parijs. Hier werden in de Rue Picpus de moederhuizen van zowel de paters als de zusters gevestigd. (Vandaar hun bijnaam: Picpussen.) De zusters wijdden zich vooral aan onderwijstaken. De paters leidden priesters op en maakten zich dienstbaar in bisdommen waar het pastoraat problemen kende. Voor wie het priesterschap intellectueel te hoog gegrepen was, bestond de mogelijkheid om als lekenbroeder in te treden.
Vanaf 1827 nam men ook missietaken op zich onder andere op Hawaï, Frans Polynesië en Latijns Amerika. Later zou pater Damiaan De Veuster ss.cc als missionaris bij de melaatsen bekend worden. Zijn manmoedig optreden had een positief effect op de bekendheid van de congregatie en trok veel nieuwe leden.
De antiklerikale wetgeving in Frankrijk die vanaf het einde van de 19e eeuw onder andere door minister E. Combes (1835-1921) werd ingevoerd, had gevolgen voor verschillende congregaties. Zij weken uit naar België en naar Limburg en Noord-Brabant in Nederland. Ook de congregatie van de HH. Harten ging noordwaarts. In Simpelveld stichtten de paters het Damianeum ten behoeve van Duitse priesterstudenten. In Grave begon men in 1896, met toestemming van de Bossche bisschop Mgr. Wilhelmus van de Ven, de Damianusstichting voor Nederlandse jongens die priester wilden worden.
In 1903 kwam een groep zusters van de HH. Harten vanuit Alençon in Frankrijk naar het Limburgse Meerssen. Het notarishuis ‘Tussen de Bruggen’, eigendom van de familie Regout uit Maastricht, werd hun klooster. Op 17 oktober 1903 woonden 21 zusters in hun nieuwe ‘Aanbidding’. De aanbidding van het H. Sacrament was een van de activiteiten van de zusters.
De zusters richtten een bewaarschool op, die al spoedig door 112 kleuters bezocht werd. Verder was er in het huis plaats voor kostdames en een crèche. Bovendien voorzagen de zusters in hun levensonderhoud door het geven van Franse les en naai- en muziekcursussen.
De zusters hadden door hun Franse afkomst geen onderwijsbevoegdheid voor de lagere school en ze kregen van de bisschop van Roermond geen toestemming om een meisjespensionaat te stichten. Ondanks de verschillende manieren om inkomsten te verwerven, leidden de zusters een leven van armoede, hard werken en veel bidden.
Wat de zusters in Limburg niet lukte, had wel succes in het Brabantse Zevenbergen. In 1905 stichtten ze een tweede communiteit met een Frans meisjespensionaat. In huize ‘Santa Clara’ woonden 15 zusters en was er plaats voor 20 meisjes. Door ziekte in de communiteit en een voortdurend tekort aan leerlingen was men in 1924 echter gedwongen het huis te sluiten.
De zusters hielden strikt vast aan het Frans als voertaal en aan Franse gewoonten. Daarom was het aantal Nederlandse meisjes dat wilde intreden laag.1 Het noviciaat was bovendien in Parijs gevestigd en de kans dat men daarna elders geplaatst werd was groot. Vanuit Duitsland en later vanuit Litouwen was er wel belangstelling.
De zusters van de HH. Harten hadden ook een aandeel in een van de kerntaken van de paters ss.cc namelijk het introniseren van het H. Hart van Jezus in de huisgezinnen. Deze activiteit werd gepropageerd door pater Mateo Crawly Bouvey. Met een korte plechtigheid werd dan een beeld van het H. Hart in het gezin geïntroduceerd. Binnen de congregatie was dit werk en het gezinspastoraat van groot belang. De zusters sloten zich hier bij aan.

De periode van de Tweede Wereldoorlog bemoeilijkte de contacten met het moederhuis in Parijs. Overste Jeanne-Elisabeth Taboy en de provinciaal van de Nederlandse paters en broeders wisten te bewerkstelligen dat er een noviciaat in Meerssen werd opgericht. Vanaf 1942 was het noviciaat geopend. Tot 1962 werden 42 zusters geprofest.
Bij de bevrijding van Zuid-Limburg werd het noviciaat van de zusters verwoest en was er schade aan het klooster. Na de oorlog werd daarom in Meerssen een nieuw klooster ‘De Damiaanberg’ gebouwd. In het gebouw was ruimte voor zusters, postulanten en novicen. Bovendien waren alle activiteiten van de zusters er geconcentreerd. Na 1974 richtte men zich vooral op de zorg voor bejaarden, zodat een verbouwing noodzakelijk was. In 1992 werd het klooster gesloten.

2. Het Bossche convent

Na de oorlog, in 1948, kregen de paters van de HH. Harten de zorg over de parochie van St. Antonius en de H. Barbara, ook wel de Bartjes genoemd, met de opdracht een tweede parochie verderop te stichten. In 1950 kregen de paters het verzoek van de bisschop van ‘s-Hertogenbosch, Mgr. Wilhelmus Mutsaerts, om een nieuwe parochie te beginnen in de Graafsewijk/De Vliert. De paters waren in deze buurt al bekend vanwege het zogenaamde Don Bosco-werk voor de jeugd en van het pastoraal werk in de Bartjesparochie. Tot
1.Van 1817 tot 1940 werden 24 Nederlandse zusters geprofest.
bouwpastoor van de nieuwe parochie werd pater Stanislaus Kleemans ss.cc benoemd. Hij werd bij zijn werk geassisteerd door enkele medebroeders. Architect A. Kropholler ontwierp de nieuwe kerk en de pastorie.2
Mgr. Wilhelmus Mutsaerts wijdde op 22 augustus 1952 de kerk van de HH. Harten in. De dienst werd opgeluisterd door een koor van fraters van het seminarie van de congregatie in Valkenburg. Zij waren op dat moment op vakantie in het klooster in St. Oedenrode.
De pastoor en zijn kapelaans werkten hard aan de opbouw van de parochie. De pastoor vooral ondervond de gebruikelijke financiële en zakelijke zorgen die bij zo’n jonge gemeenschap hoorden. Een van zijn taken was het regelen van goed katholiek onderwijs. Daarvoor riep hij de hulp in van de zusters van de HH. Harten in Meerssen. Zij waren bereid de pastoor te komen helpen.
In 1955 arriveerden de zusters Marie-Sophie van Heck en Nell Meesters in ’s-Hertogenbosch. Zij stonden in september van dat jaar al voor de klas op de Regina Pacisschool in de Rogier van der Weijdenstraat. De zusters die daarna naar ’s-Hertogenbosch kwamen, woonden verspreid in de stad. In 1956 woonden 6 zusters bij elkaar in een tijdelijk convent in een dubbele woning in de Jan van Eijckstraat.
Inmiddels waren er plannen gemaakt voor een nieuw te bouwen klooster naar ontwerp van architect A. Kropholler. Het klooster werd een onopvallend gebouw in grijze steen. De ingang was gemarkeerd met twee penanten en met een luifel boven het ingangsportaal. Het geheel bestond uit drie bouwdelen onder een pannendak.
Welsh Divisionplein 3
Op 13 november 1958 werd het klooster aan het Welsh Divisionplein, voorheen Jan van Eijckstraat, ingezegend en betrokken door 9 zusters. Het werk van de zusters breidde zich intussen uit. Voor de meisjes was er een tweede lagere school geopend. Dit was de Margaretha-Mariaschool op de hoek van de Pater Van der Elzenstraat en de Van Broeckhovenlaan. De zusters gaven ook les op twee kleuterscholen.
De Regina Pacisschool ging in 1974 samen met de Pater Damiaanschool aan de Elzenstraat. Het gebouw van de Regina Pacisschool kwam leeg te staan en kreeg daarna andere functies (zmok-school, lom-school en stichting Divers). De Margaretha Mariaschool fuseerde in 1974 met de Pius XII-school in dezelfde wijk. Zij gingen verder onder de naam de Zevensprong. Deze school werd in 1985 opgeheven. De gefuseerde scholen vielen daarna onder het schoolbestuur van de St. Jansstichting.

De zusters zetten zich tevens in op het terrein van de gezondheidszorg en gezinszorg. In het klooster was jarenlang een crèche voor de allerkleinsten en de zusters zorgden voor opvang van buitenlandse kinderen. Ze organiseerden ook ontspanning voor invaliden en bejaarden. Daarnaast waren ze actief in het parochiewerk zoals zieken- en bejaardenbezoek, zingen in het kerkkoor, de avondwake bij een overlijden, de voorbereiding op de Eerste Communie, deelname aan de liturgie, de versiering van de kerk, de was van het kerklinnen, het innen
2.Na diverse parochiefusies werd in 2015 de kerk van de HH. Harten aan de eredienst onttrokken. De pastorie kreeg een andere bestemming en het kerkgebouw werd verkocht. Daar worden woningen in gebouwd.
van de kerkbijdrage, het verzorgen van maaltijden voor zieken en het Zonnebloemwerk. Dus ook in het functioneren van de parochie vormden zij een onmisbare schakel.
Uiteraard ging het Bossche convent mee in de ontwikkelingen die zich in de congregatie voordeden. Met de nieuwe kloosterregel van 1954 waren al enkele veranderingen doorgevoerd. Zo was het onderscheid tussen koor- en lekenzusters komen te vervallen en was er een vereenvoudiging van het kloosterhabijt voorgesteld.
De jaren ’60 met ingrijpende veranderingen in de kerk en de wereld hadden ook invloed op de congregatie van de HH. Harten. De congregatie was gegroeid tot een internationale gemeenschap. Voor het eerst werd een niet-Franse algemeen overste gekozen: een Ierse zuster. Het generalaat van de congregatie verhuisde tevens van Parijs naar Rome. In 1968 werd naar aanleiding van de conciliebesluiten een vernieuwingskapittel gehouden. Daarin werd onder andere vastgelegd dat de zusters zich naast onderwijs en contemplatie moesten richten op pastorale taken.
Dit was tevens de periode van uittredingen. Door het uitblijven van nieuwe leden trad een vergrijzing van de congregatie op. Van 1944 tot 1962 waren 44 Nederlandse zusters ingetreden; na 1962 niemand meer.
In 1968 werd de zetel van het provincialaat van Meerssen verplaatst naar ’s-Hertogenbosch. De bejaarde en hulpbehoevende zusters gingen vanaf dan wonen in het Kloosterverzorgingshuis (KVH) St. Jozefoord in Nuland. Vanuit het Bossche klooster kregen deze medezusters extra zorg en aandacht.
Hoewel er na 1962 geen nieuwe leden bij kwamen, ontwikkelden de zusters toch nog enkele initiatieven. Vrij laat in het bestaan van de congregatie gingen in 1965 drie zusters naar de missie in Brazilië. Ook op andere plaatsen in de wereld maakten zusters zich dienstbaar.
In de jaren ’70 kregen de paters ss.cc de vraag om een grote fusie-parochie in het Eindhovense Gestel te bedienen. Bij dit lastige karwei kregen de paters hulp van een aantal zusters. Zij vestigden zich in een woning dichtbij de pastorie en namen van daaruit verschillende taken in de parochie op zich. Nadat de paters uit Eindhoven vertrokken waren, bleef een groepje zusters daar actief.
In Bavel, en later ook in Breda, richtten de paters en zusters crisisopvangcentra in met bed, bad, brood. Men bood tevens hulp om uit de ellende te komen. Het project in Breda werd op een zeker moment gestopt. Het opvangcentrum in Bavel, het Koetshuis, bestaat nog steeds.

Het klooster in Meerssen werd in 1992 opgeheven. Nadat het klooster in ’s-Hertogenbosch verbouwd en vergroot was, trokken de zusters uit Limburg in bij de Bossche zusters. In de jaren daarna werden de zusters steeds ouder en kwamen er meer lichamelijke problemen. Daarom werd in 2002 besloten het huis in ’s-Hertogenbosch te verlaten. De paters van de HH. Harten kochten het klooster. Bijna alle zusters vertrokken naar het kloosterverzorgingshuis St. Jozefoord in Nuland.

3. Slot

St. Jozefoord in Nuland was een stichting van de Zusters van de Choorstraat. Deze zusters zochten na de oorlog een betere huisvesting voor zieke en oudere zusters. De congregatie kreeg de grond aan de Duyn en Daelseweg ten geschenke van de familie Ras. In 1952 ontwierp architect J. Schijvens het klooster. De eerste bewoners waren zusters van de Choorstraat die het te klein geworden rusthuis in Hintham verlieten.
Architect J. de Reus ontwierp later de kapel en de volgende uitbreiding van het huis. Het klooster kreeg tevens de erkenning van ‘Kloosterverzorgingshuis’.
Het huis was ook zeer in trek bij andere congregaties. Van een vijftiental congregaties werden oude en hulpbehoevende leden verzorgd en verpleegd in St. Jozefoord. Ook de zusters van de HH. Harten kozen voor St. Jozefoord in Nuland.
In 2000 vierde de hele congregatie van zusters, lekenbroeders en paters haar tweede eeuwfeest. In 2003 vierden de zusters dat ze honderd jaar geleden naar Nederland kwamen. Bij deze viering waren 21 zusters in Nuland aanwezig. In 2006 kwam ook het provincialaat van de congregatie naar Nuland.
In de loop der jaren daalde het aantal zusters gestaag. Van de eertijds vitale religieuze gemeenschap van actieve vrouwen is nu nog maar een klein deel over.

Bronnen



Geert Donkers, juli 2017